Wáár is God?

Vorig jaar promoveerde de journalist en godsdienstwetenschapper Koert van der Velde op een proefschrift met de titel Flirten met God, religiositeit zonder geloven. Deze zomer stond het boek op de shortlist voor het beste theologieboek van het jaar. Alleen de titel al fascineert. Want: wat zou flirten zijn als er alleen maar flirten zou zijn? Het zou niets zijn! Flirten krijgt betekenis omdat er iets is dat verder gaat dan flirten, omdat er zoiets bestaat als een echte affaire, een werkelijke liefdesrelatie. Wat betekent dan flirten met God? Is dat alleen maar een originele metafoor? Bestaat ‘flirten met God’ alleen maar door de plasticiteit van de taal, waar je nu eenmaal alle kanten mee op kunt? Maar die metafoor valt Van der Velde in omdat hij uitdrukking zoekt te geven aan een echte ervaring, aan werkelijke religieuze geraaktheid, waarnaar hij verlangt en die hem soms ook overvalt. Tegelijkertijd heeft hij afscheid genomen van het christelijk geloof van zijn jeugd, in de zin dat hij zich niet meer herkent in de inhoud van de overgeleverde christelijke geloofsuitspraken.

Dringende vraag
Hier doet zich een dringende vraag voor: als het virtuele van flirten zich noodzakelijk verhoudt tot het reële van een liefdesaffaire met een werkelijke geliefde, waar verhoudt het flirten met God zich dan toe? Als het virtuele uiteindelijk zijn waarde ontleent aan het reële, wat schraagt dan de religieuze virtualiteit? Het antwoord zal toch noodzakelijkerwijs naar iets anders moeten wijzen dan naar de tegenwoordig in vrijzinnige kring zo hogelijk gewaardeerde menselijke verbeeldingskracht alleen. Maar wat is dan dat andere? Ik denk dat we hiermee raken aan een kernprobleem van de vrijzinnige religiositeit. De essentie van de vrijzinnigheid is dat zij serieus het gesprek is aangegaan met de moderne wetenschap. Je kunt niet de lichtschakelaar omdraaien, of de radio aanzetten en tegelijkertijd in wonderen geloven, zei de beroemde exegeet Rudolf Bultmann al in de jaren veertig.

Blinde vlek
Maar met de wetenschappelijke rationaliteit haalde de vrijzinnigheid ook de blinde vlek van het moderne wereldbeeld binnen. In dat wereldbeeld namelijk heerst een scheiding tussen twee werelden: de wereld van zin – van betekenissen en waarden – die geheel aan de kant van de menselijke subjectiviteit is toebedeeld en de ‘zinloze’ wereld van de materiële uitgebreidheid, die geheel aan de kant van de objectiviteit ligt. God, religie kan in dat schema – zoals trouwens alles wat van waarde is – alleen nog een plaats krijgen in de subjectieve wereld. Van Bultmann tot Kuitert, van Frans Kellendonk tot Klaas Hendrikse: geloof is een vorm van verbeelding geworden, een verhaal dat geloofwaardig is voor de duur van het verhaal. God is net zoiets als geld, zegt de filosoof Ger Groot. “Geld hoeft alleen maar te circuleren om waarde te genereren: daarin ligt zijn dienstbaarheid. Het representeert niets anders; het betekent wat het doet.”

Loftrompet
Maar kan wat uitsluitend en alleen bestaat in de subjectieve wereld van de verbeelding uiteindelijk wel zijn kracht behouden? Is dat niet als een flirt die principieel, nooit en te nimmer tot reële amoureuze resultaten kan komen? Hoewel hij veel sympathie heeft voor gelovigen, beschouwt Ger Groot zichzelf als atheïst. Hetzelfde geldt voor de populaire Britse filosoof Alain de Botton. Zelf ongelovig steekt hij de loftrompet over de religie. Maar is dat vol te houden? Kan wat voor jezelf intellectueel geen bestaansrecht heeft, wel mooi en goed zijn voor anderen? Dat doet erg denken aan de anekdote over Kant, die in zijn filosofie een plaatsje voor de religie zou hebben ingeruimd, omdat zijn oude dienstknecht, nu eenmaal niet zonder kan. Der alte Lampe muss einen Gott haben.

Te gek voor woorden
Terecht merkt de theoloog Stijn Van den Bossche op: “God die geen plaats heeft in de werkelijkheid, die slechts aanwezig komt in het gelovige spreken of bij gratie van een subject dat hem wil, is geen God voor wie de mens knielt, is dus niet God en zal ons uiteindelijk ook niet redden. Geloof zonder goddelijke referent (…) is theologisch en ook pastoraal eigenlijk te gek voor woorden!” Het moderne denken over religie staat voor de uitdaging het religieuze niet langer te verankeren in de creativiteit van het innerlijk alleen, maar in de werkelijkheid als geheel, voorbij aan de boedelscheiding van een zinrijke binnenwereld en een betekenisloze buitenwereld. De grote vraag is niet ‘wie is God’ is, maar ‘wáár is God’.

Uit: Volzin, 31 augustus 2012

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>