Scheiding geloof en rede leidt tot ongelukken
Heeft de paus zich ‘versproken’ toen hij in Regensburg de middeleeuwse keizer Manuel II Palaelogos citeerde die de islam uitmaakte voor een godsdienst van het zwaard? Of was dat opvallende citaat een aandachtstrekker voor een belangrijkere boodschap: geloof en rede zijn ondeelbaar? Benedictus XVI wil de interreligieuze dialoog verdiepen. Hij wil verder dan “de Wojtylashow van de mooie gebaren”.
Na de cartoonrellen kwamen de pausrellen. En weer stond de islamitische wereld op haar achterste benen. “Eenieder die de islam beschrijft als een intolerante religie, moedigt geweld aan”, zei een woordvoerder van het Ministerie van Buitenlandse zaken van Pakistan. Laat die zin tot u doordringen, ruik de krankzinnigheid ervan, schrijft Leon de Winter, proef de waanzin. Inderdaad, er zit iets absurds in de dreigende taal waarmee moslims – natuurlijk niet alle moslims – wereldwijd hun ongenoegen uiten: ‘De islam is niet gewelddadig en iedereen die iets anders beweert, moet voor zijn leven vrezen.’ De rechtsbuiten van de Australische bisschoppenconferentie, kardinaal George Pell, heeft dan ook een punt met zijn opmerking dat de dreigende taal het gelijk van de paus bevestigt.
Vergaloppeerd?
Grote vraag blijft dan wel: wélk gelijk? Ja, wat wil de paus? Wat wilde Benedictus met zijn unverfroren citeren van een middeleeuwse vorst die vindt dat Mohammed slechts kwade en onmenselijke zaken heeft gebracht, een godsdienst van het zwaard? Veel commentatoren gaan ervan uit dat Benedictus XVI zich in Regensburg ‘versproken’ heeft: categorie ‘beetje dom’. Eenzame intellectueel, weinig communicatief, geen gevoel voor pr, houdt erudiet betoog en banjert onbekommerd over gevoelige moslimtenen, zonder dit zelf vooraf te beseffen. Had de paus zich maar laten bijstaan door een deskundige, schrijft kerkhistoricus Peter Nissen. Die zou dan gezegd hebben: “Heilige vader, dit citaat moet u niet gebruiken, want het is uitermate kwetsend voor moslims. Immers, hoe zou u het vinden als de groot moefi van Bagdad een middeleeuws moslimcitaat zou aanhalen, waarin Jezus zelf verantwoordelijk wordt gesteld voor al het geweld waarmee christenen hun geloof hebben verbreid? Want, zo zegt dat middeleeuwse citaat wellicht, Jezus heeft toch zelf gezegd: ‘Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard’ (Matteüs 10,34).”
Is dat de situatie? Heeft paus Benedictus zich in alle onnozelheid vergaloppeerd? Wat opvalt, is dat het gewraakte citaat nogal eenzaam in de tekst staat. Benedictus zou zijn hele betoog gehouden kunnen hebben ook zonder de bewuste verwijzing. Alleen: wie had dan ooit van de Regenburgse rede gehoord? Wie had zich dan ooit verdiept in wat de kerkvorst eigenlijk wilde zeggen? Is de paus wel zo onnozel als het lijkt, of heeft hij misschien meer gevoel voor publiciteit dan menigeen vermoedt? Hoe dit ook zij, één ding staat vast: Benedictus heeft strong opinions als het gaat over islam en de dialoog met andere godsdiensten. En het is nog maar de vraag of die onder het kopje ‘politiek correct’ vallen. Ze wijken in ieder geval af van de lijn van zijn voorganger die vooral oog had voor de vroomheid die hem met diepgelovige moslims verbond.
Pikant
Indicatief voor de houding van de paus is wellicht de warme band die hij onderhield met de onlangs overleden schrijfster en journalist Oriana Fallaci. Laat Hirsi Ali radicaal zijn, Fallaci was extreem. Met haar boeken Insjallah, De kracht van de rede en De woede en de trots, liet zij geen spaan heel van het islamitische geloof en van het slapende Europa dat weigert het “islamofascisme” onder ogen te zien. Een kundig journalist en een scherp waarneemster van de maatschappij, zo typeerde Benedictus haar. Leer mij uw vrienden kennen…
Pikant is verder dat de paus, die volgende maand Turkije bezoekt, zich twee jaar geleden toen hij nog als kardinaal Ratzinger door het leven ging een uitdrukkelijk tegenstander verklaarde van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Reden? Europa moet zich sterk maken voor het behoud van zijn christelijke identiteit. “Europa is een cultureel continent, niet een geografisch.” “Turkije heeft in de geschiedenis altijd een ander continent vertegenwoordigd, dat sinds jaar en dag contrasteert met Europa.” Het zou volgens Ratzinger “een vergissing” zijn om de twee continenten aan elkaar gelijk te stellen. De paus is eerder een man van de verschillen dan van de mantel der liefde.
Meer expliciete uitlatingen van Ratzinger over de islam zijn te vinden in het boek Het Zout der aarde uit 1996, een 279 pagina’s lang vraaggesprek met de kardinaal. Allereerst constateert hij dat de islam natuurlijk geen uniforme grootheid is en diverse varianten kent: “Er is een ‘nobele’ islam, die bijvoorbeeld wordt belichaamd door de koning van Marokko” en, zo zegt hij, de identificatie van islam met extremisme en terrorisme doet deze godsdienst onrecht. De geschetste pluriformiteit weerhoudt Ratzinger echter niet van algemene uitspraken, zoals de stelling “dat de islam in zijn totaal een compleet andere structuur heeft op het gebied van het samenleven in de maatschappij, politiek en religie”. En: “De islam heeft een heel ander totaalbeeld van de levensorde (…) zijn levensorde is anders dan het onze. Er is duidelijk sprake van een onderschikking van de vrouw aan de man, er is een zeer onwrikbare en voor ons modern maatschappijbeeld tegengestelde orde van het strafrecht (…) Het is niet zo maar een geloof dat men ook tot het liberale gebied van de pluralistische maatschappij rekent.”
“Moslims”, zei ex-minister Donner onlangs, “zijn net gereformeerden”. De verschillen? Ach dat trekt wel bij. Zo ging het ook met de ‘kleine luyden’ van weleer, die hebben zich inmiddels keurig aan de moderne samenleving aangepast. Dat standpunt, meent Ratzinger, is naïef. Het buigt de islam om tot “een christelijk model”. Alsof alle religies eenzelfde structuur hebben, “die allemaal passen in een democratisch systeem met zijn rechtsorde en ontplooiingsmogelijkheden die deze rechtsorde biedt. Dat druist op zich in tegen het wezen van de islam.”
Nu kan men Ratzingers houding ten opzichte van de islam niet als louter afkerig verstaan. In Het zout der aarde geeft hij ook uiting aan zijn fascinatie, je zou bijna zeggen jaloezie, voor de innerlijk kracht van de islam, het zelfbewustzijn en de intensiteit waarmee moslims volgens hun geloof willen leven. Dat ziet hij in schril contrast staan met de “grote ethische crisis” van het Westen, dat zich in een staat van “innerlijke radeloosheid” bevindt. De teneur van Benedictus’ denken over de verhouding islam en Westen zou je schematisch als volgt kunnen weergeven: de kracht van het Westen is de zwakte van de islam. En wat het Westen mist, is een rijkdom die de islam in huis heeft. Met dat schema in het achterhoofd zou je de Regenburgse rede kunnen duiden.
Heilloze splitsing
Commentatoren hebben erop gewezen dat de voordracht slechts zijdelings en maar zeer ten dele over de islam ging. Het thema was de verhouding tussen geloof en rede. Maar het is precies deze verhouding die Benedictus aanwijst als de crux van de interreligieuze dialoog. Wat is het geval? Wanneer je geloof en rede uit elkaar haalt, gebeuren er ongelukken. Dat is de basisuitspraak van Benedictus’ betoog. Hij laat allereerst zien dat in het christendom oorspronkelijk geloof en rede innig verbonden waren. Maar die innerlijke band bleef niet onaangevochten. Met name de Reformatie (ook protestanten hadden op de kast kunnen springen) heeft met haar sola scriptura beide domeinen uiteen gedreven en zo de crisis van de moderne westerse cultuur voorbereid.
Wanneer je denken en geloven in twee losse delen uiteen laat vallen, kun je twee kanten op. Het Westen heeft uiteindelijk de rede op de troon geheven. Dat maakte de ontwikkeling van de wetenschap mogelijk met alle zegeningen van dien, maar het heeft de westerling ook in een crisis gestort, zijn wereldbeeld vernauwd, en het menselijk zelfverstaan gereduceerd. Alles wat buiten de wetenschappelijke rationaliteit valt – maar dat is nu juist heel het domein van waarden, zingeving en moraliteit – is teruggedrongen tot het domein van het subjectieve. Benedictus: “Het subject bepaalt met zijn ervaringen wat voor hem religieus draagbaar is, en dat subjectieve ‘geweten’ wordt uiteindelijk de enige ethische instantie. Zo verliezen echter ethos en religie hun gemeenschapsvormende kracht en vervallen tot willekeur.”
Op het vlak van de zingeving, zo zou je de woorden van de paus vrij kunnen vertalen, staat de westerse mens alleen en onthand; hij is een dolende in de duisternis, die over niets meer beschikt dan het kleine licht van zijn eigen subjectiviteit. En dan de islam. Het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar de suggestie is duidelijk: de islam is in de andere valkuil van de heilloze splitsing van geloof en rede gevallen. De islam heeft alle kaarten op het geloof gezet en de gevolgen zijn niet minder desastreus. Om de islam in zijn denkschema in te kunnen passen, heeft Benedictus de middeleeuwse keizer nodig. De paus heeft in reactie op alle protesten benadrukt dat het gewraakte citaat over Mohammed niet zijn eigen opvatting weergeeft. Opvallend is echter dat in de dynamiek van zijn betoog alle overige standpunten van de keizer wel degelijk met die van Benedictus samenvallen. De gedachte dringt zich op dat wat de keizer aan zijn Perzische gesprekpartner voorhoudt, het woord is waarmee Benedictus zich indirect tot de islam richt. Via de band van een veertiende-eeuwse dialoog spreekt de paus de islam toe.
Wat brengt onze buiksprekende keizer, afgezien van zijn belediging aan het adres van de profeet, dan zoal te berde? Het punt van de keizer is, populair gezegd, dit: wie het geloof met geweld verspreidt, is behoorlijk fout bezig en dat vindt God ook: “God heeft geen behagen aan bloed, en onredelijk handelen gaat in tegen het wezen van God.” God is redelijk, dat is het standpunt van de Byzantijnse vorst en de paus is het daar roerend mee eens. De tegengestelde positie krijgt de islam dus min of meer in de schoenen geschoven: God is dusdanig soeverein dat hij zelfs niet gebonden is aan de redelijkheid. Moslims hebben God absoluut transcendent gemaakt. Hij is dus van een volstrekt andere orde dan de menselijke en op geen enkele manier gebonden aan onze categorieën. Hij hoeft zich zelf niet aan zijn eigen woord te houden. En niets dwingt hem om de waarheid te openbaren. Als God erop staat dat de mens afgoderij bedrijft dan zal hij afgoderij bedrijven, zo zou de beroemde moslimfilosoof Ibn Hazm (elfde eeuw) gezegd hebben. Kortom: goed is niet goed omdat het redelijk is, maar goed is goed omdat God het wil. Daar zit de opening naar geweld. Als ik maar geloof dat ik handel volgens Gods wil dan is mijn handelen gerechtvaardigd, hoe inhumaan dat naar menselijke maat ook mag zijn.
Hoogst actueel
Moeten we het Regensburgincident afdoen als een bedrijfsongeval, een kwestie van ongelukkige pr die we maar zo snel mogelijk moeten vergeten? Daarmee zouden we de intentie en het belang van Benedictus’ inzet miskennen. De leider van de grootste godsdienst ter wereld heeft de islam niet de oorlog verklaard, maar wel de urgentie van de dialoog onderstreept. Wat hij doet, is de theologische voorwaarden formuleren waaronder een religie in de praktijk kan ontsporen. Op die manier legt hij een basis waarop de dialoog, ook intellectueel, gevoerd kan worden.
Benedictus XVI wil verder gaan dan “de Wojtylashow van mooie gebaren”, schrijft historicus Ewout Kieckens. “Hij wil dat moslims en christenen dieper gaan dan een jaarlijkse gebedsdag in Assisi, waar opgedofte religieuze leiders de onderlinge verschillen wegwerken door woorden van vrede en gezamenlijk bidden. (…) Ratzinger wil weten of zijn islamitische gesprekspartners duidelijk afstand nemen van al die mensen die geweld plegen in naam van God.” Die inzet van de paus is hoogst actueel en verdient alle steun.
Verwant onderwerp: Tabee Benedictus – een klein intellectueel uitgeleide
Uit: Volzin, 6 oktober 2006