Niet nep

Wat overheid en belangenorganisaties niet lukten, wist jongerenomroep BNN met lef en creativiteit wel voor elkaar te boksen: een ongekende aandacht voor het schrijnende tekort aan donororganen. Het toont aan dat de omroep van ‘vetcool’, en ‘retespannend’ wel degelijk ook in staat is maatschappelijk engagement aan de dag te leggen en wel op een praktische manier zoals dat bij de hedendaagse jeugdcultuur past. De Grote Donorshow was meer dan zomaar een grandioze mediastunt.

De vraag blijft of in vervolg op het gecreëerde ‘momentum’ de inhoudelijke discussie over orgaandonatie ook werkelijk op gang komt. Aandacht voor een probleem bewerkstelligen, is nog iets anders dan de weg naar een oplossing vinden.

Van de 12 miljoen volwassen Nederlanders staat een kwart als donor geregistreerd, 15 procent wil uitdrukkelijk geen donor zijn; blijft over 60 procent, ruim zeven miljoen mensen, die de keuze liever onbeslist laten. Mocht bij iemand uit deze groep de vraag naar het donorschap ooit actueel worden, dan beslissen daarover de nabestaanden. En die beslissing valt in 70 procent van de gevallen negatief uit. Uit onderzoek blijkt verder dat in de afgelopen drie jaar vijftien procent van de Nederlandse negatiever is gaan denken over orgaandonatie. De bereidheid om zich als donor te laten registreren neemt af.

Blijkbaar bestaat er naast veel sympathie toch ook weerstand, wellicht angst, ten aanzien van het onderwerp. Het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) tracht op haar website www.defeitenopeenrijtje.nl de sprookjes en indianenverhalen over orgaandonatie te ontzenuwen, zoals: als orgaandonor ben je niet meer toonbaar op je begrafenis en nabestaanden kunnen geen afscheid meer nemen; als orgaandonor laten ze je eerder doodgaan, of je wordt gebruikt als proefkonijn.

Toch zitten aan die ‘sprookjes’ ook serieuze kwesties vast. Alle culturen kennen een grote eerbied voor het dode lichaam. De vraag is reëel of orgaandonatie strookt met die eerbied. Leidt een dergelijke praktijk niet tot een instrumentalisering van het denken over mens en lichaam? En hoe beïnvloedt de donatie de beleving van de nabestaanden bij het afscheid nemen? Zij zullen hoe dan ook op een cruciaal moment hun (bijna?) overleden geliefde voor minstens enige uren moeten afstaan. Een niet onbelangrijke kwestie is vervolgens de vraag naar het doodscriterium. Als zodanig geldt nu de hersendood, zonder de constatering waarvan niet tot transplantatie kan worden over gegaan. De praktijk van de orgaantransplantatie noodzaakt toch tot een merkwaardige veronderstelling, namelijk dat er verschil zit tussen de dood van een mens als persoon en de dood van het lichaam als organisme. Zoals bij abortus de vraag speelt waar precies het menselijk leven begint, zo is bij orgaandonatie een kwestie waar precies het menselijk leven ophoudt.

Het onderwerp is niet los te maken van de levensbeschouwelijke kijk op leven en dood. Het is opvallend dat met name de rooms-katholiek kerk bij dit onderwerp zo’n permissief standpunt inneemt. Hoewel donatie niet als een plicht wordt beschouwd, legt men alle nadruk op de daad van medemenselijkheid. “Wie in onze heer Jezus Christus gelooft, die zijn leven tot redding van allen heeft gegeven, zou in de dringende behoefte aan tijdig te verkrijgen organen (…) een oproep moeten zien tot edelmoedigheid en broederlijke liefde”, aldus de vorige paus Johannes Paulus II. In orthodox protestantse kring vallen meer bedenkingen te beluisteren. Zo stelt men vragen bij de onschendbaarheid van en het zelfbeschikkingsrecht over het lichaam. Vrijzinnig protestanten laten eerder de bijbelse waarde van de naastenliefde prevaleren. Vergelijkbare overwegingen komt men tegen in het boeddhisme en de islam.

De meest negatieve houding ten aanzien van orgaandonatie is te vinden binnen de new agebeweging. Men ziet daar orgaantransplantatie als een uiting van een doorgeschoten materialistische cultuur. De donor zou nadeel ondervinden van de ingreep tijdens het leven na de dood. En ook de ontvanger ondergaat negatieve gevolgen, doordat eigenschappen van de donor zijn persoonlijkheid beïnvloeden. Verder leeft in new agekringen de gedachte dat het beter is te leren van ziekten en sterfelijkheid dan deze levensfeiten met buitensporige technische middelen te verdringen.

Het onderwerp orgaandonatie is complexer dan het bezien door BNN-ogen lijkt. Een conclusie kan zijn dat orgaandonatie niet als een morele plicht mag worden opgedrongen. Anderzijds moet men er ook voor waken om deze medische mogelijkheid vanuit ideologisch standpunt te verketteren. In morele afwegingen is het altijd zaak om de werkelijke gevolgen van een keuze in ogenschouw te nemen. Argwaan moet gelden ten aanzien van die religies of levensbeschouwingen die bereid zijn om concrete individuen op te offeren aan de zuiverheid van het eigen ideaal. Feit is dat honderden patiënten liever vandaag nog dan morgen een nieuw orgaan willen ontvangen en dat die organen vooralsnog onvoldoende beschikbaar zijn. Juist dat maakten de drie kandidaten voor de fake-nier tijdens De Grote Donorshow op overtuigende wijze duidelijk. Zij waren alles behalve nep.

Uit: Volzin, 15 juni 2007

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>