Inleiding in het boeddhisme

Stop de illusie

Siddartha Gautama, een Indische prins uit de vijfde eeuw v. Chr., de latere Boeddha (ontwaakte), had alles wat een mens zich maar kan wensen. Toch raakte hij geobsedeerd door het lijden: de vergankelijkheid van alles, ziekte, ouderdom en dood. Dat bracht hem ertoe zich te bekwamen in de verlossingleer van zijn dagen. Hij raakte zeer bedreven in meditatie die hem in staat stelde zich uit de werkelijkheid terug te trekken in een geestelijke toestand waarin iedere ervaring ophield, ook die van het lijden. Toch bevredigde dat hem niet. Want buiten de meditatieve staat kwam alles weer terug, inclusief het lijden. Daarop wendde hij zich tot de ascese en ook daarin ging hij tot het uiterste, maar zonder het beoogde resultaat. Hij gaf de ascese op en doolde een tijd in verwarring rond, zonder te weten hoe verder. Toen herinnerde hij zich hoe hij als kind op een dag, zittend onder een boom, kijkend naar de mensen op het veld spontaan in een toestand van rustige, heldere aanwezigheid geraakte. Hij besloot de weg van de meditatie weer op te nemen, maar nu anders. Wat hij toen deed, zegt psychiater en zenbeoefenaar Edel Maex, bleek een geniale intuïtie: “In plaats van zich uit de werkelijkheid terug te trekken gebruikte hij de helderheid van geest die hij in meditatie had leren cultiveren, om zijn aandacht op de werkelijkheid zelf te richten. Alert, bedachtzaam aanwezig zag hij hoe in een niet aflatend proces de ene verleiding op de andere volgt, de ene gedachte op de andere, hoe onze geest afstoot, schept en vernietigt. Hoe dit niet aflatende proces van ontstaan en vergaan onophoudelijk, zowel voor hemzelf als voor anderen, wereld na wereld, illusie na illusie creëert.” En niet zonder verrassing ontdekte hij ten slotte “hoe in die heldere aanwezigheid, juist door zijn doorzichtigheid, dit hele proces zich oploste en tot stilstand kwam. Toen realiseerde hij zich: dit is waar ik naar zocht. Hier houdt het lijden voorgoed op te bestaan.”

Het praktische en ervaringsgerichte van het boeddhisme is wellicht een van de redenen waarom het zo populair is in het Westen, veronderstelt Maex. Het boeddhisme is wars van geloven op gezag en geeft het volle pond aan de eigen verantwoordelijkheid. Heel de boeddhistische filosofie (bijvoorbeeld de leer over vergankelijkheid en het niet-zelf) cirkelt uiteindelijk om deze ene vraag: hoe zinvol te leven in een van lijden vervuld bestaan.

De inleiding van Maex is een uitstekend, op de moderne westerse mens gericht overzicht van waar het in het boeddhisme om draait. Bondig, helder en kundig biedt hij de theoretische kaders aan: de vier edele waarheden, het achtvoudige pad, de vijf deugden, de kenmerken van bevrijding (liefde, mededogen, vreugde en onbevangenheid), de vruchten van het pad (wijsheid en mededogen). Maar dat alles presenteert hij op een doorleefde manier en steeds in relatie tot de kern van het boeddhisme. Die kern? Klamp je niet vast aan illusies en deel het goede dat je hebt.

Edel Maex, Een kleine inleiding in het boeddhisme, Lannoo, 2005, 117 blz.

Uit: Volzin, 24 maart 2006

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>