De traditie ligt voor ons

De christelijke traditie is als een collectief geheugen bij ons zoeken naar spiritualiteit en zin. Geloof draait niet om regels, instituties, gezag of overtuigingen, maar om inspiratie en kracht voor het leven van alledag. Daar dringt het geloof zich op.

Door Theo van de Kerkhof

“We zitten in een tijd van overgang: ieder zoekt naar weggetjes en paadjes, heel gevarieerd, lekker onoverzichtelijk. Maar dat is juist creatief”, zegt hoogleraar spiritualiteit, Kees Waaijman in een interview. In die wirwar van levensbeschouwelijke paadjes en spirituele weggetjes vormen de grote religieuze tradities ons collectief geheugen. Traditie is niet een kwestie van achterom kijken. Ze vraagt om hergebruik. “De traditie ligt voor ons”, aldus Waaijman.

Dat vind ik een mooi uitgangspunt. Je neemt het verleden serieus, maar op een vrije manier. De traditie is geen norm, maar een inspiratiebron waaruit je put. Je neemt zelf de verantwoordelijkheid voor je eigen geloof. Maar tegelijk besef je dat niet alles uit jezelf hoeft te komen. En dat er evengoed een kritische houding geboden is tegenover je eigen overtuigingen of je eigen tijd. De traditie is niet de norm, maar jij of jouw tijd zijn dat evenmin.

Waarheid
Maar wat is dan wel de norm? Of moeten we de waarheidsvraag, als het over het geloof gaat, maar helemaal loslaten, zoals de theoloog Ruard Ganzevoort in zijn recente pamflet Spelen met heilig vuur, waarom de theologie haar claim op de waarheid moet opgeven toch minstens suggereert?

Dat lijkt me geen goed idee. De waarheid vraagt erom erkend te worden. Zij is nu juist de norm die ons allen verbindt en waarvoor iedereen het hoofd te buigen heeft. Alleen: niemand kan over haar beschikken als over zijn eigen bezit. De waarheid is van niemand: niet van de paus en niet van de moderne theologie, niet van de bestsellerslijsten en niet van de democratische meerderheid, niet van de wetenschap en niet van de laatste mode. De waarheid daagt ons uit haar steeds opnieuw te zoeken. Zij is als een veeleisende geliefde die elke dag opnieuw veroverd wil worden.

Exemplarisch
Maar wat wil dat concreet zeggen als het om de geloofswaarheid gaat? Ik wil dat illustreren met twee voorbeelden. De populaire Nederlandse schrijver Kluun schreef in 2009 voor de maand van de spiritualiteit het essay God is gek. Kluun (1964) – auteur van Komt een vrouw bij de dokter – is geen autoriteit op religieus gebied. Zijn gelovigheid hoort eerder bij de supermarktspiritualiteit waarvoor geloofsprofessionals nogal eens de neus ophalen. Ook literair wordt kaskraker Kluun niet bijster serieus
genomen. Maar toch is zijn essay wellicht exemplarisch voor het geloof van zijn generatie, voor zover die generatie een geloof huldigt.

Wie tegenwoordig nog in God gelooft, zegt Kluun, wordt behandeld als die eenzame Amerikaanse soldaat die, verscholen in de regenwouden van Vietnam, pas dertig jaar na dato erachter komt dat de oorlog echt over is. God is vreselijk passé in de ogen van weldenkend Nederland. Toch is slechts 14 % van alle Nederlanders overtuigd atheïst. Zijn die 14 % allemaal bij de opiniërende media terecht gekomen, vraagt Kluun zich af. De dictatuur van het atheïsme luidt de ondertitel van zijn essay. Tegenover die dictatuur plaatst hij voorzichtig zijn eigen geloofsovertuiging.

Maar hoe komt hij daartoe? Wat ‘heeft’ Kluun met geloven, om het maar eens populair te zeggen? Hoe komt het zijn wereld binnen? Niet vanuit een sterke band met een voorgegeven traditie, niet vanuit een filosofische vraagstelling. Nee, op een cruciaal moment in zijn leven dringt dat geloof zich onafwendbaar op.

Sterker dan de dood
“In april 1999 begon ik weer met bidden. Toen werd bij mijn vrouw Judith (36) inflammatory breastcancer ontdekt. Zonder dat ik mijn vrouw ervan vertelde, begon ik af en toe weer te praten met (of beter ‘tot’- er werd niks teruggezegd) een Almachtige of Wie er ook maar wilde luisteren.”

Naast dat bidden komen door de ziekte van zijn vouw ook andere spirituele thema’s zijn leven binnen. Op onverwachte wijze intensiveert – uiteindelijk – de relatie van Kluun en zijn doodzieke vrouw zich: “Het werd de zwaarste, maar vooral de mooiste tijd die we samen hebben gehad (…) Het werden onze wittedoodsweken. Het aanstaande afscheid, de intense liefde: alle gevoelsporiën stonden open, in die laatste elf dagen.” Maar ook falen, onmacht en schuld dringen zich op (Kluun gaat vreemd terwijl zijn vrouw ziek is). En bovenal is daar het thema van de dood, die onafwendbaar blijkt.

‘Geloof jij dat we op een of andere manier nog bij elkaar zullen zijn als je er niet meer bent?’
‘Ja,’ zegt ze heel beslist. ‘Ik ben er straks nog voor jou en voor Luna.’
‘Ik geloof het ook,’ zeg ik, ‘maar je hoort wel eens dat mensen in God of in een hiernamaals gaan geloven, juist omdat ze aan het eind van hun leven zijn. Als een soort zelfbescherming…’
‘Nee,’ zegt ze beslist, ‘het is meer. Het is sterker.’” (uit Komt een vrouw bij de dokter)

Terwijl critici zijn autobiografische roman niet erg serieus nemen, wordt zijn ervaring massaal door zijn lezers herkend. En de schrijver ondervindt dat juist mensen met een spirituele of religieuze achtergrond milder oordelen over zijn beschreven misstappen en laconieker staan tegenover het grove taalgebruik. Zij maken zich er ook niet druk om of het nu wel of geen literatuur is en ze begrijpen beter wat hij met het boek wil zeggen, namelijk: dat de liefde de grootste kracht is in het universum, groter dan moraliteit en sterker dan egoïsme, lust of menselijke zwakheden en zelfs sterker dan de dood.

Transcendente macht
De schrijver weet zijn persoonlijk ervaringen en religieuze gevoelens van vlak voor en na het sterven van zijn vrouw na verloop van tijd best te relativeren. Ook Kluun beseft dat aan hem geen waarheid gegarandeerd is. Maar tegelijk weigert hij om zijn religieuze ervaringen helemaal weg te relativeren. Zijn ervaring is sterk genoeg om zijn gelovige intuïtie niet volledig overboord te zetten. Hij komt tot de slotsom: “Ik weet het niet zeker, maar ik ben geneigd om in een transcendente macht te geloven.” Het is niet puur en alleen emotie waarop zijn geloofsvertrouwen rust. Er is, in tweede instantie, ook beschouwing en argumentatie en daarbij telt voor Kluun wel degelijk ook het gezag van religieuze tradities: “Ik kan me niet voorstellen dat die tientallen eeuwenoude spirituele wijsheden van het taoïsme, kabbalisme, boeddhisme, soefisme, de theosofie en de mystieke kant van het christendom allemaal uit de lucht gegrepen zijn.”

Over een leven na de dood zegt hij: Nee, ik ben daar niet zeker van. “Maar ik denk nog steeds meer van wel dan van niet. Ik zag mijn vrouw sterven en wist op dat moment voor 100 % zeker dat ze vertrok naar een andere plaats. Zo zag het eruit. Nog steeds geloof ik diep van binnen dat er zoiets bestaat als wat sommige religies een ‘ziel’ noemen.” En over een geloof in de zin van het leven: “Ja, ik geloof dat het leven een proeftuin is, dat we hier, zoals Shakespeare zei, een rol spelen, en dat die rol een doel heeft. “

Natuurlijk, Kluuns essay is een verhaal in vogelvlucht en met de nodige bravoure geschreven. Maar niettemin is het in al zijn beknoptheid tegelijk best een intelligente apologie van een, niet per se christelijke,  maar toch gelovige levenshouding. Kluun gaat op een sympathieke, open en weloverwogen manier om met ‘geloof’. En hij weet in minder dan zestig pagina’s helder en toegankelijk te verwoorden hoe hij daarin staat.

Prietpraat
Lijkt Kluun toch meer een voorbijganger op het christelijke erf, dat ligt anders voor de Britste schrijver Francis Spufford, die dit jaar een humoristisch maar ook indringend boek schreef over de wijze waarop hij zichzelf tot zijn eigen verrassing op een dag terugvindt in de banken van de anglicaanse kerk van zijn jeugd. Evenals Kluun is Spuffords vetrekpunt volstrekt existentieel. Is het bij Kluun vooral het thema ‘dood’ dat religie binnen zijn blikveld brengt, bij Spufford zijn het de thema’s zonde en genade. Dat klinkt niet spannend. “Een van de grootste obstakels”, zegt Spufford, “als ik wil uitleggen hoe geloof voelt, is dat ik niet met een schone lei kan beginnen. Onze cultuur is aangetast door vrijwel onleesbare religieuze prietpraat.” Die prietpraat komt overigens niet alleen van de kant van de gelovige, het is met name ook de ongelovige cultuur die de religieuze karikaturen construeert. Zonde en genade zijn begrippen die niet of nog slechts verwrongen in het dagelijks taalgebruik resoneren. Toch was het ook bij Spufford het leven zelf dat de ‘waarheid’ van deze begrippen aan het licht bracht.

Genade
Na een heftige echtelijk ruzie belandt de schrijver ’s ochtend in een Londens koffiehuis. “Ik kon geen uitweg uit de misère bedenken. Alles wat ik bedacht kwam mij voor als zelfmisleiding.” En dan klinkt daar plotseling het Klarinetconcert van Mozart dat hij al zo vaak gehoord heeft maar dat hem nu iets openbaart. “Het klinkt niet alsof de muziek iets zwaars probeert te tillen. Maar tegelijkertijd ontkent de muziek ook niets. Het biedt een sterke, volstrekt kalme vreugde zonder te ontkennen dat er verdriet is. Ja sterker nog: deze muziek klinkt alsof ze afkomstig is uit een wereld waar verdriet heel gewoon is, maar waar niet alles mee is gezegd. … De muziek zei me: alles waar je bang voor bent is waar. En toch. En toch. Alles wat je fout hebt gedaan, was fout, gruwelijk fout. En toch. En toch. De wereld is veel groter dan je vreest, veel groter dan het zich herhalende gebabbel in je hoofd. Ja, in de wereld vind je ook dit … een kalmte die je niet uit jezelf hoeft te halen.”

Mozarts Klarinetconcert klinkt zoals genade zou klinken, zegt Spufford. Genade is een van die woorden die je zou moeten herdefiniëren: het is de ervaring van liefde waar je dacht dat er alleen maar consequenties zouden zijn.

Zonde
Zo ontdekt hij ook het christelijk begrip zonde. Niet als een moraliserende echo uit een bekrompen verleden. Het werkt juist andersom. In zijn hippe, moderne leven loopt hij tegen het eigen falen aan, een ervaring waar datzelfde moderne leven redelijk onthand tegenover staat, terwijl, zo ontdekt hij, het christendom in dat opzicht een veel realistischer mensbeeld heeft. Waar het christelijke begrip zonde eigenlijk naar verwijst, zegt Spufford, is “de menselijke neiging om de boel te verkloten.” Om dingen stuk te maken en te (ver)breken; dingen als gemoedstoestanden, beloften, relaties waar we om geven, ons eigen welzijn en dat van anderen.

Zonder in allerlei biografische details te treden, beschrijft Spufford nauwkeurig de weg die hem uiteindelijk tot de ‘God van alle dingen’ voert. Daarbij gaan ervaringen en gevoelens voorop. Maar dat is niet onnadenkend. Gevoelens hebben een zekere rationaliteit, zegt Spufford. Anders dan Kluun komt hij uit bij een tamelijk orthodox christendom. “Voor alle duidelijkheid: ik haal geen ultra vrijzinnige foefjes met je uit, truc van een anglicaan-die-ook-atheïst-is en beweert dat alles een mooie en ontzagwekkende metafoor is, gaap, gaap, … Nee, geen gedraai om de hete brei.”

Het leven zelf
Zoals vreemdelingen soms scherper de volksaard van een land zien dan de bewoners van dat land zelf, zo zijn het wellicht buitenstaanders die momenteel ontdekken wat de christelijke traditie in petto heeft. Het gaat niet om de juiste toepassing van regels, om instituties, gezag, of overtuigingen. Dat alles volgt, maar daar begint het niet mee. Het begint met thema’s gegrepen uit het leven zelf, met lijden, falen, verlies, verdriet en dood, met opoffering, moed, aandacht en liefde, met goedheid, verlossing, schoonheid en troost. Het is daar in het alledaagse leven dat grote tradities betekenis krijgen. In hun vruchtbaarheid voor het leven van alledag bewijzen tradities hun waarheid. Daar ligt hun toekomst.

Bron: Volzin

Kluun, God is gek. De dictatuur van het atheïsme, Ten Have (2009), 59 blz., € 12,50.
Francis Spufford, Dit is geen verdediging. Waarom het Christendom ondanks alles verrassend veel emotionele diepgang heeft, Ten Have (2013), 224 blz., € 18,95.
Zie voor een uitgebreid bespreking van dit boek ‘Rare jongens, die christenen – of juist niet?’, (beide artikelen hebben enige overlap).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>