VVD’er Wilders wil de Amsterdamse Arrahmane moskee sluiten vanwege onder meer vermeende antidemocratische uitingen en oproepen tot haat. Minister Remkes van binnenlandse zaken stelt dat dit in beginsel onmogelijk is. In het geding zijn de vrijheid van godsdienst en de daaruit voortvloeiende scheiding van kerk en staat. Nu geeft die laatste uitdrukking vaak aanleiding tot misverstand. Zij suggereert dat er sprake zou zijn van twee gelijkwaardige grootheden, dat kerken juridisch stormvrije zones zouden zijn waarin de staat niet kan binnentreden. Dat is niet zo. Per definitie komt aan de overheid een voor allen geldend hoogste gezag toe. Uiteindelijk is de staat de baas. Juist dit gegeven maakt de vrijheid van godsdienst mogelijk. “De wet alleen kan ons vrijheid geven”, stelde Goethe al. Het is de staat die vrijheid gunt én grenzen stelt. En dat is maar goed ook, want de staat dat zijn wij allemaal. De staatsmacht is openbaar, wordt gecontroleerd, komt democratisch tot stand, en laat zich periodiek ontbinden. Dat alles geldt niet voor godsdienstige machten. In de grondwet komen deze inzichten tot uiting in het feit dat aan de vrijheid om de eigen godsdienst te belijden (art. 6) is toegevoegd: “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet”. Men mag de wet niet overtreden met een beroep op vrijheid van godsdienst.
Nu speelt in de moskeeënkwestie nog iets anders. Nederland kent, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland, de niet-grondwettelijke, maar in het burgerlijk wetboek vervatte bepaling, dat kerkgenootschappen rechtspersonen van een eigen aard zijn, die worden geregeerd door hun eigen statuut. De rechter kan organisaties, bijvoorbeeld een politieke partij, ontbinden die activiteiten ontplooien die in strijd zijn met de openbare orde. Kerken zijn daarvan uitgezonderd. Die bepaling nu maakt het moeilijk om tegen de gewraakte moskeeën op te treden. Het is terecht dat de VVD, gesteund door LPF en GroenLinks én vertegenwoordigers uit de moslimgemeenschap, vraagt om zonodig de wet aan te passen. De vrijheid van godsdienst wordt daarmee niet aangetast maar op haar grenzen gewezen. Die grenzen komen in zicht waar de godsdienst de democratie ondermijnt. Of de in opspraak geraakte moskeeën zich daaraan schuldig maken, valt te bezien. Maar het valt niet in te zien waarom politieke partijen niet en kerkgenootschappen, christelijk dan wel islamitisch, wel die grens zouden mogen overschrijden.
Uit: Volzin, 10 oktober 2003