Kuiter zoekt de parel van het geloof

Afbreken en terugwinnen

“Waarom doen mensen dat nou, geloven? Daarover moet mijn nieuwe boek gaan. Ik wil die vraag stellen en beantwoorden omdat ik niet graag zie dat mensen met behulp van God en godsdienst om de tuin geleid worden of met een kluitje in het riet gestuurd worden.” Dat zei de gereformeerde theoloog Harry Kuitert toen de Bazuin hem precies een jaar geleden interviewde bij zijn 75e verjaardag. Nu is dat boek er: ‘Over religie. Aan de liefhebbers onder haar beoefenaars’.

Religie, christelijk of anderszins, komt in de ogen van de theoloog Kuitert vaak niet veel verder dan goedgelovigheid. “Te raap liggen voor mensen die je een oor willen aannaaien”, zo definieerde hij dat ooit. Het verraadt iets van het motief dat achter de publicatiestroom zit die met Het algemeen betwijfeld christelijk geloof in 1992 begon. Als het over geloof gaat, moet je je verstand gebruiken. En als je dat doet, wat hou je dan over; waar kom je dan uit?

In zijn recente boek Over Religie gaat hij zo mogelijk nog rücksichtsloser dan ooit tevoren op zoek naar de naakte waarheid, de parel van het geloof die verscholen ligt onder de korst van traditionele leerstelligheid, en die gemakkelijk ongevonden blijft in de wirwar van goedbedoelde, maar nogal eens in het duister tastende nieuwe religiositeit. Daarmee zijn de adressanten van het boek bepaald: de liefhebbers onder de religiebeoefenaren. Zowel voor de oudgedienden als de nieuwkomers heeft Kuitert een boodschap, zo nu en dan een waarschuwing, maar steeds begeleid door een pastoraal woord.

Persoonlijk
Dat de liefhebbers Kuitert weten te vinden, blijkt uit de hoge notering van zijn publicaties in bestsellerlijsten. Vanwaar die populariteit? Natuurlijk: hij schrijft helder en onomfloerst. Kuitert valt te snappen, communiceert, gaat als het ware met de lezer in gesprek. Maar er is meer: Kuitert schrijft persoonlijk. Je weet: hier is een theoloog van kaliber aan het woord die niettemin is afgedaald uit zijn ivoren toren en je meeneemt in zijn eigen zoektocht. Hier spreekt geen theologisch ambtenaar voor wie geldt: wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Kuitert is wars van kool-en-de-geit-theologie die voor iedereen aanvaardbaar wil zijn. Daarmee vult hij een leemte op als het gaat om eigentijds geestelijk leiderschap: iemand die spreekt met kennis van zaken, persoonlijk toegewijd, maar niet dociel aan enig systeem.

En dan is er nog iets: Kuitert houdt van opruimen. Hij durft geloofsvoorstellingen bij de vuilnisbak te zetten. Vooral katholieken hebben daar moeite mee. Die willen graag alles bewaren, desnoods tijdelijk opslaan, als betrof het kunstschatten. Dat lijkt verstandig en zorgzaam, maar heeft ook iets lafs. Gelovigen zijn geen museumdirecteuren met de beschikking over een ruim opslagdepot. Zij moeten beslissen welke geloofsspulletjes zij nu concreet, vandaag de dag in huis willen hebben. En op een gegeven moment wil een mens wel eens weten wat de intrinsieke waarde is van hetgeen hij aan levensbeschouwelijkheid aan de muur heeft hangen. Is het kunst of is het kitsch? Daar durft Kuitert uitspraken over te doen. Met begrip voor de emotionele waarde beziet hij het antieke erfgoed en wijst gedecideerd op de feilen.

Blijft Kuitert in dit nieuwste boek ook inhoudelijk interessant? Of moet je zeggen: goede grap, maar ik kende hem al? De trouwe Kuitertfan zal het nodige bekends aantreffen, maar toch valt er zeker iets nieuws te halen. De theoloog is niet stil blijven staan. Het boek is populair geschreven, maar geen popularisering van wat hijzelf al lang wist. Het meest in het oog springend in zijn nieuwe boek is zijn afscheid van het persoonlijke Godsbegrip. Tot op het randje gaat hij ditmaal. Ter geruststelling: hij schaft God niet af. Wel brengt hij het woord terug tot zijn normale proporties, een gewoon mensenwoord, zo ruimte creërend voor de ervaring die aan God voorafgaat. Afbreken en terugwinnen, dat is de cadans van dit boek.

Maar hoe zit het nu met die persoonlijke God? Laten we zijn betoog volgen. Wat is het wezen van religie, haar eigenste aard? Om daar een antwoord op te vinden moeten we terug naar de ervaring; daar begint het. Welke ervaring? Kuitert: de ervaring van “restloze afhankelijkheid”, die ons op bepaalde momenten in het leven overvalt, ons bestaan schokt, ons de adem beneemt. Of het nu is van angst of vreugde, van geluk of ongeluk, op die momenten beseffen we dat we leven in een werkelijkheid die onontwijkbaar machtiger is dan wijzelf. In onze beheerste en comfortabele westerse wereld houden we dat besef aardig onder de duim. Maar niettemin weten we het eigenlijk wel: mensen leiden een kwetsbaar bestaan. De werkelijkheid kan ons maken en breken. Daarom: afhankelijkheid, Macht met een hoofdletter, dat is de oerervaring waarmee alle religiositeit begint. Religies zijn pogingen om die Macht hanteerbaar te maken. Wat religies daar verder allemaal omheen weven, uiteindelijk is dat interpretatie, duiding van dat oerbesef.

Vrijmoedigheid
Het is duidelijk dat zo’n kijk op religie veel ruimte schept om in grote vrijmoedigheid en met de nodig relativering met geloofstradities om te gaan. Die relativering treft zelfs ons meest spontane idee van God: God als persoon. Ook dat is interpretatie. Er bestaat niet ergens een wezen dat God heet en langs meer of minder moeizame weg gekend kan worden. Eerst is er de ervaring van overweldigende Macht. ‘Wat zit erachter?’, vragen mensen. ‘Wie zit erachter?’, vragen ze al sinds lang vervlogen tijden. Zo is God in de wereld gekomen: als de menselijke vraag naar een ‘Wie’. Dat is het maximum aan personificatie tot waar Kuitert wil gaan.

Maar daarmee is pas het voorwerk verricht. Want het eigenlijke argument om afscheid te nemen van de persoonlijk God ligt elders. God als persoon heeft in het christendom de gedaante aangenomen van een liefdevolle macht. En dat krijgt Kuitert niet samengedacht met de rauwe en lijdensvolle kant van het bestaan. De persoonlijke God ligt hem uiteindelijk te dicht bij de volksgod, de God die privileges uitdeelt, die de één helpt, maar de ander met zijn ellende laat zitten. “Wie God als persoon opvat en het wezen daarvan ook nog eens invult met liefde krijgt het te kwaad met het kwaad.” God en het kwaad, het is zijn grootste theologische worstelpunt; de motor achter de nieuwe wegen die hij in zijn boek zoekt.

Wat houd je over? Een werkelijkheid die is zoals hij is, die op ons afkomt met duistere en lichte trekken. Platvloers, verheven, verschrikkelijk, alledaags, of hoogst ongewoon. Zacht als een moederborst en hard als diamant. Dat houd je over. Bloeiende brem en ijzer dat niet drijft, de koekoek en de nachtegaal, je geliefde die ten ondergaat aan MS en de teunisbloem die ‘s avonds zijn bloembladen openvouwt. Religieus gesproken houd je net zoveel over als je zelf wilt; net zoveel als je zelf van dat licht en donker durft te maken.

Vertrouwen
Daarmee zijn we bij een volgende stap in Kuiterts betoog. Wat durfden religieuze mensen ervan te maken? Zij vulden de Macht, de oergrond van alles wat is, in met ‘Schepper’. Die interpretatie sluit een waardeoordeel in, want het woord ‘Schepper’ heeft een positieve connotatie. Hier begint het terugwinnen.

In de oergrond, de werkelijkheid die geeft en neemt, zit blijkbaar een tendens naar iets constructiefs, zo waagt de religieuze mens te geloven. Alle dubbelzinnigheid ten spijt: we zijn er toch maar. Spreken van ‘Schepper’ sluit geloof in de toekomst in en vertrouwen in de werkelijkheid. Blijkbaar, zo waagt de gelovige mens te  duiden, is ‘breken’ niet het laatste woord. De nachtzijde van het bestaan niet de eigenlijke kant. Kuitert: “Het is de grote kunst van ons bestaan in vertrouwen te leven en als het moet in dat vertrouwen ten onder te gaan.” Hier spreekt iets van zijn levensvisie, een heroïsche motief dat door heel zijn werk heen speelt.

Met het vervolg zijn we weer helemaal terug op christelijke bodem, want wat blijkt: de Schepper, de oergrond, zwijgt niet maar spreekt aan. Bij wijze van spreken dan. Religieuze taal is in de ogen van Kuitert geen kennis-taal, maar expressie-taal. Hoe spreekt de Schepper dan? De Schepper spreekt ons aan in het gevoel dat zich opdringt wanneer de behoeftige medemens ons pad kruist. Meer beschrijvend zou je kunnen zeggen: volgens de christelijke religie is er iets aan de werkelijkheid dat provoceert tot mededogen. In de ervaring van zich aangesproken voelen door de behoeftige ervaren mensen de bedoeling van de Schepper met mens en wereld. Het voorbeeldige optreden van de barmhartige Samaritaan en de poging van Kaïn om weg te lopen voor de kwellende vraag ‘Waar is Abel uw broeder?’ beschouwt Kuitert als het spectrum waarbinnen de eigenlijke christelijke religieuze emotie zich beweegt. Het is Kuiterts eindconclusie, de apotheose van zijn betoog: in de christelijke religie draait het om humaniteit. “Humaniteit is het eindpunt van alle wegen van de Schepper.” Horizontalisering? Reductie van religie tot het menselijke? Hij zal zeggen: ín het humane komt de relatie tot het goddelijk tot stand.

Sterk verhaal
Vanuit deze gedachtegang voltrekt de theoloog een omkering van de gangbare religieuze insteek. Begint religie vaak met de hang naar geborgenheid, verlangen naar een hemel, behoefte aan troost, houvast, ‘rust in de psychische tent’, in Kuiterts optiek hoort dat er allemaal bij, maar is het toegift. De ervaring, emotie, subjectiviteit, het krijgt in zijn nieuwe boek het volle pond maar, zo benadrukt hij, het is niet de essentie. “Ze komen voorbij, al die dingen, als God voorbij komt. Ze zijn de slippen van zijn gewaad.”

En zo is er in Over religie nog heel wat meer te vinden, bijvoorbeeld een schifting van de christelijke leerstukken naar hoofd- en bijzaak, een beschouwing over kerk als facilitair bedrijf. Ik denk dat Kuitert een sterk verhaal heeft: uitdagend, maar niet modieus, radicaal, maar niet extremistisch, eerder zoekend naar een midden.

Dat laatste hangt samen met een constante in zijn werk die als een fundament zijn denken schraagt: waarheid moet door mensen ontdekt worden, is subjectief met alle voorlopigheid van dien, maar – en dat is cruciaal voor Kuitert – daarmee ben je nog geen relativist, want in het ontdekken van de waarheid dienen we steeds opnieuw de confrontatie aan te gaan met wat van buiten op ons afkomt. Dat samenspel van ‘binnen’ en ‘buiten’ past hij toe op religie.

We verzinnen God wel, maar dat verzinnen is niet hetzelfde als ins Blaue hinein fantaseren. Dat kan wel en het gebeurt feitelijk ook, maar een dergelijk verzinnen loopt spaak wanneer je het tegen het licht houdt van het werkelijke, geleefde leven zelf. En handreikingen van de overkant? Geopenbaarde waarheden? We wisten het al: volgens Kuitert valt dat niet te denken. Het is de poging om je hoofd uit het raampje van de werkelijkheid te steken. Maar de werkelijkheid heeft geen raampjes en er is daarbuiten niemand om ons af en toe iets toe te roepen. Voor Kuitert is er maar één werkelijkheid en die is hem mysterievol genoeg. De liefhebbers zullen het daarmee moeten doen.

H.M. Kuitert: Over religie. Aan de liefhebbers onder haar beoefenaars (Ten Have, Kampen, 2000, 314 blz.).

Uit: de Bazuin, 21 januari 2000

3 reacties op “Kuiter zoekt de parel van het geloof

  1. Wat een prachtige heldere samenvatting van Kuiterts denken!
    Deze man heeft mijn ogen jaren geleden geopend en daardoor
    weer ruimte gemaakt voor een andere zienswijze over het Gods
    denken…..Ben hem daar nog steeds dankbaar voor….Een groot man
    is heengegaan…..en naar ik hoop niet naar donkere aarde maar een
    bron van licht!!! Gun het hem zo!
    Zonder twijfel geen geloof daar ben ik van overtuigd…..Geloof Hoop en Liefde
    en de belangrijkste daarvan is de Liefde,en daarna de Hoop….tot zover
    komt het bij mij…..ben ik een gelovige? Ik kan daar alleen maar op antwoorden
    ik Hoop het, met alle liefde in me…..maar zeker weten zal het nooit worden….

  2. Het is mooi om te lezen over hoe Kuitert steeds vrijer en losser kwam van het dogmatische denken over God en Kerk. Denken over geloof en over God (= theologie) komt pas na het geloven zelf. Ik geloof omdat ik dat geloof leef, omdat ik geraakt word door iets mysterieus in de werkelijkheid waar ik geen vat op heb. En ik besef dat je niet de eerste ben, maar dat er al minstens drieduizend jaar mensen zijn die op een vergelijkbare manier geraakt worden, dat er een volk Gods is, waar ik bij hoor. En dat geloof laat sporen in mijn leven na of beter: zet mijn leven op een bepaalde koers, een koers die ik mede bepaal, maar ook bepaald is – door anderen die mij voor gingen, door … het Mysterie dat ik God noem.

  3. Ik voel me geïnspireerd door Kuiterts alternatief voor het geloof in een god: de ‘upgrading van het mens-zijn’. Hij schrijft ook: ‘We hebben alleen elkaar in de wereld. Zet onder die laatste regel een streep. Het is meer dan je ooit had durven dromen of hopen, en geeft zelfs zin aan je bestaan. En elkaar hebben we níet bedacht.’ Of ‘De doorsnee Nederlander hoeft er zich niet (of niet meer) voor te schamen dat hij niet aan god en godsdienst doet, mens onder de mensen zijn is genoeg om al die zogenaamde behoeften te voelen’. Mens zijn onder de mensen, wat is er mooier en verheffender dan dat, en dan ook nog ee ns mens zijn op deze aarde! ‘Waarom willen we een tweede leven? Het zit er niet alleen niet in maar waarom zouden we een tweede leven willen?’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>