Samen tegen het linkse gevaar
De jaren zeventig herinnert hij zich als een tijd van leegte en lelijkheid. “Schrootjesplafonds, oranje en paarse bankstellen, de saaiheid en verveeldheid van het leven. Ik had al jong de drang om mijn eigen schrale, pietepeuterige ik te verwortelen in een ruimere, mooiere wereld, in een traditie die continuïteit heeft en fundament verschaft.” Bart Jan Spruyt (38), directeur van de Edmund Burke Stichting, schrijft sindsdien ‘traditie’ met een hoofdletter. Geef hem maar Engelse poëzie, Franse literatuur, Vergilius, Plato, de Bijbel. Jim, Jamai, of Dewi? Spruyt heeft zo zijn eigen Idols. Geen tieners, maar mannen in pakken, heren van stand, ‘als u begrijpt wat ik bedoel’. Over zijn helden – Alexis de Tocqueville, Winston Churchill, C.S. Lewis en anderen – schreef hij een boek: Lof van het conservatisme (Balans). “Nee, conservatisme is niet hetzelfde als ouderwets, reactionair, of blinde gehechtheid aan de status-quo.” “Wat het wel is? Verstandige kritiek en nuttige correcties op het moderne denken. De moderne, democratische samenleving is een groot goed, maar óók problematisch: je moet haar in goede banen leiden. Je moet zorgen dat ze geworteld blijft in een traditie van waarden die tot 1800, zeg tot aan de Franse Revolutie (1789), nog vanzelfsprekend was. Kijk, mensen zijn riskante wezens. Weliswaar in staat tot het goede, maar toch vaak geneigd voor het kwade te kiezen. De sociale orde is een precaire orde die niet kan bestaan zonder een innerlijke orde in mensen zelf. Conservatisme is niet in de laatste plaats een pedagogisch ideaal, gericht op gewetens- en karaktervorming. Dat ideaal wordt gedragen door instituties die hun kracht en werkzaamheid door de eeuwen heen bewezen hebben: gezin, familie, buurt, vereniging, kerk.” En de overheid? Die moet je vooral een beetje kort houden, geneigd als zij is alle maatschappelijke macht naar zich toe te trekken. Spruyt: “De overheid is niet de oplossing voor ieder probleem. De overheid is vaak zelf het probleem.” Conservatieven zien hun gedachtegoed het beste bewaard binnen de rechtse politieke partijen. “Dat zijn onze bondgenoten. Wij, van de Edmund Burke Stichting, willen CDA, VVD, LPF, ChristenUnie en SGP wijzen op een gemeenschappelijke filosofische basis. Zodat wij gezamenlijk kunnen strijden tegen het linkse gevaar.” Eerste-Kamerlid Dölle pleitte voor een CDA dat zich niet langer schaamt voor zijn conservatieve imago. “Een goede zaak”, meent Spruyt. “Het CDA ís in wezen conservatief. Maar ja, het kader is links en dus worden de problemen niet echt aangepakt: groei en omvang van de overheid, islamitische huwelijksimmigratie, verloedering van het onderwijs, criminaliteit.”
Ontwikkelingen in goede banen leiden wil toch iedereen? Niemand pleit voor afschaffing van het gezin, buurt of kerk.
“Dat is niet zo. Er zijn ook politieke partijen opgericht om het goede kapot te maken, zoals D66. Dat is dé grote antipartij. Wat bij hen ‘bevrijding uit knellende banden’ heet, is in feite een kapotmaken van instituties die het leven richting gaven. Daarnaast heb je socialistische partijen, die de macht van de staat zo groot mogelijk willen maken. Zij benaderen mensen als zielige en zwakke wezens die je van zoveel mogelijk uitkering en subsidie moet voorzien. Daar geloven conservatieven dus helemaal niets van. Mensen zijn niet zielig en hebben geen behoefte aan een betuttelende en pamperende overheid. Als je dat propageert, voed je de verkeerde instincten: luiheid en gemakzucht. En je doet geen beroep op goede instincten: eergevoel, verantwoordelijkheidsbesef, de wil om primair zelf je broek op te houden. Wat links van de streep in de Tweede Kamer zit, daar heb ik helemaal niets mee. Nog geen begin van sympathie. Ik heb een hartgrondige afkeer van het slag politici dat bij het minste of geringste gealarmeerd is en de minister met vragen bestookt ‘of hij al kennis genomen heeft van dit of dat probleem en wat hij denkt eraan te gaan doen’. De omgekeerde wereld: problemen signaleren en daar gelijk het overheidsapparaat op loslaten. Politiek is het sluitstuk, niet het begin van het maatschappelijke leven.”
Wat stellen conservatieven tegenover ‘het linkse gevaar’?
“Zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en plichtsbesef, versterking van het sociale weefsel tussen individu en overheid in. Wat wij voorstaan is een omkering van de linkse mentaliteit; een ‘Umwertung aller Werten‘. Wat zo erg is: de linkse mentaliteit heeft sinds de jaren zestig van de vorige eeuw de bevolking geïnfecteerd. Tijdens een voorjaarsstorm lag er bij ons in de buurt een boom over de weg. Ik zei tegen wat mensen uit de straat: ‘Kom, laten we een zaag huren, die boom in stukken zagen en afvoeren.’ Nee, dat kon niet want de gemeente was al gebeld en die zou over drie weken de boom komen verwijderen. Dat verlies aan zelfredzaamheid, dat stoort mij enorm. Kindercrèches. Het idee dat je je kinderen in een lokaal dumpt, en dan als klap op de vuurpijl het normaal vindt dat de overheid voor de kosten opdraait. Dat is een anomalie. Jíj hebt kinderen gewild; jíj hebt de taak en de verantwoordelijkheid voor hen te zorgen. En als beide ouders willen werken, prima, maar dan regel je dat zelf. Voor de overheid hebben conservatieven slechts een klein takenpakket in gedachten: binnen- en buitenlandse veiligheid, infrastructuur, economische zaken.”
En de mensen die zich niet zo goed zelf kunnen redden?
“Dat komt ten eerste veel minder vaak voor dan je denkt. Het zit in de aard van mensen om voor zichzelf te zorgen, ten minste als hun gevoel voor eigenwaarde niet is aangetast. Die discussie over herkeuring van WAO’ers onder de 45 is te gek voor woorden. Ik kan mij niet voorstellen dat een vent of vrouw van onder de 45 die nog iets kan, thuis wil blijven zitten. Dan klopt er iets niet met je. Conservatieven hebben de naam hard te zijn. Maar in feite zijn zij veel meer begaan met de zwakkeren dan socialisten, want die schrijven mensen af door ze via de verzorgingsstaat in een permanente staat van onvermogen te manoeuvreren en tot een nutteloos leven te veroordelen. Socialisme is eigenlijk misdadig. Conservatieven zeggen: ‘In een moeilijke fase zullen we je helpen, maar alleen zolang je het zelf niet kunt, en zodanig dat je snel weer op eigen benen staat.’ Waar mensen door ziekte of handicap op anderen aangewezen zijn, ligt de eerste verantwoordelijkheid bij de kring van naasten, want als er iemand níet van je kan houden dan is het de overheid. Je slaat het middenveld stuk als je alle zorg uit de samenleving weghaalt en bij de overheid neerlegt. Als alles faalt, dan is er het sociale vangnet. Dat staat niet ter discussie. Maar dat komt pas aan het eind.”
Moet je het socialisme niet minstens het krediet geven dat het een tegenkracht mobiliseerde tegen een hard kapitalisme dat de arbeiders uitbuitte?
“Ik richt mij niet tegen degenen die de misstanden van de industriële revolutie wilden aanpakken. Maar wel tegen het type socialisme waar ook de oude Drees zo afkerig van werd dat hij zijn lidmaatschap van de Partij van de Arbeid ervoor opzegde. Het socialisme dat de staat ziet als het voertuig naar een betere wereld.”
Solidariteit, rechtvaardiger verdeling van rijkdom in de wereld. Is dat dan niet een klein lichtpuntje aan het linkse firmament?
“Begaan zijn met de armen. Dat staat netjes, maar schieten de armen er ook iets mee op? Wat heb je aan ontwikkelingshulp die de facto meer afbreekt dan opbouwt, die lokale initiatieven frustreert en mensen afhankelijk maakt? Ik ben niet geïnteresseerd in goede bedoelingen. Het gaat erom wat je bereikt.”
Waarom zou links beleid op voorhand ineffectief zijn en rechts beleid effectief?
“Het zijn vooral linkse politici en een bepaald slag christelijke politici die de mond vol hebben van goede bedoelingen. Zij weigeren de vraag naar de effectiviteit te stellen. Geld voor milieu, de verzorgingsstaat, de derde wereld. Dat wordt doel op zich. Sinds de dekolonialisatie van Afrika heeft het Westen duizend miljard gulden in dat continent gepompt. Er is geen spoor van verbetering zichtbaar. Die landen schieten dus niks op met ‘bewogen’ politici die hier pleiten voor nog meer geld. Afrika is een continent dat aan zich zelf dreigt ten onder te gaan. Dan moet je op een gegeven moment toch evalueren: wat hebben we fout gedaan? En ligt het misschien ook niet aan Afrika zelf? Moet daar niet een mentaliteit en cultuuromslag komen? Nog zo’n marxistische misvatting: het idee dat het culturele leven een reflex zou zijn van een materiële onderbouw. Nee, mensen kunnen zelf iets. Armoede leidt niet automatisch tot criminaliteit. Er zijn heel veel nette, beschaafde arme mensen.”
Hoe ziet rechtse ontwikkelingshulp eruit?
“Noodhulp moet je handhaven. Als er ergens een ramp gebeurt, moet je te hulp schieten. Maar structurele ontwikkelingshulp leidt tot niets. Afschaffen dus! Als je echt iets wilt doen, moet je een staatssecretaris van economische zaken vrij maken om handelsbarrières te slechten. Wij ontvangen meer geld aan exportbeperkende heffingen van derdewereldlanden, dan die landen aan ontwikkelingsgeld van ons krijgen. Ook dat is een misdaad. Sommige landen zijn zo ver weggezakt dat je misschien zou moeten besluiten dat de VN, of welke organisatie dan ook, zo’n land overneemt om de verhoudingen te herstellen, zoals de Britten nu in Sierra Leone doen en de Amerikanen in Irak. Een soort nieuw kolonialisme, al kun je het natuurlijk nooit zo noemen.”
Juist de rechtse politiek houdt de heffingen en handelsbelemmeringen in stand.
“Dat is dan in ieder geval geen conservatieve politiek. Want conservatieven zijn voor een vrije markt in de economie. Protectionisme, tradebarriers, tolheffingen zijn daarmee in strijd. Kijk, als je voor economische groei bent, voor welvaart en welzijn, dan zijn er twee systemen die bewezen hebben daarvan de grote motoren te zijn: de liberale democratie en de vrije markt. Dat zul je dus moeten exporteren. Zolang je dat niet wilt omdat je dat kolonialistisch of imperialistisch vindt, blijft het tobben. Democratie, vrijheid, verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid. Dat zijn geen toevallige westerse uitvindingen. Dat zijn universele waarden. Daar hebben alle mensen wereldwijd behoefte aan.”
Er bestaat een morele orde die gelijk is voor alle tijden en alle plaatsen?
“In essentie wel. De gedachte dat de moraal enkel zou berusten op maatschappelijke consensus verwerp ik. Bepaalde morele principes gaan aan ons bestaan vooraf. Die vormen een gegeven. Die moeten we wel ontdekken, maar dat is iets anders dan zelf scheppen. Het feit dat mensen niet meer weten wat dat is, dat ze vragen: ‘wat bedoel je eigenlijk met een voorgegeven morele orde’, dat vind ik één van de meest alarmerende zaken van deze tijd. Het betekent dat de moraal op zijn kop gezet is. Dat hebben we te danken aan de Verlichting en de Romantiek. Met Descartes, zeventiende eeuw, is de subjectivering van de werkelijkheid ingezet. In de Verlichting kwam dat tot een hoogtepunt. De traditie werd bespot en belachelijk gemaakt en als vooroordeel en bijgeloof ter zijde geschoven. De rede werd op de troon geheven. In reactie daarop heeft de Romantiek intuïtie en gevoel aangewezen als de basis voor onze hoogst individuele waarden en normen. Die denkbeelden hebben de westerse cultuur gerevolutioneerd. Het gevolg is dat we nu denken dat als de Tweede Kamer, na een debat ergens bij meerderheid toe besluit, dat dat dan het goede is.”
En vanaf de jaren zestig, zeventig is het helemaal mis gegaan?
“De waandenkbeelden die tot dan toe in de troebele hoofden van bepaalde intellectuelen huisden, zijn toen doorgesijpeld in het geheel van de samenleving. Het naïeve optimistische mensbeeld; de vrijheid-blijheid-ideologie zonder plichtsbesef; je moest je impulsen volgen, doen waar je zin in had zonder zelfbeperking. Onverantwoordelijk!”
Wat betekent het conservatieve gedachtegoed voor religie?
“Je heb gelovige en niet-gelovige conservatieven. In de Burke Stichting proberen we beide groepen te verenigen. Ik reken mijzelf tot het christelijk conservatisme. Wat ik daarover zeg, is dus persoonlijk en geldt niet voor alle conservatieven. Ook op het christelijk erf viert de subjectivering hoogtij en is de minachting voor de traditie met de grote T algemeen. Er zijn mij al te veel gelovigen – vooral door de pest van de moderne theologie – die zo goed als niks meer geloven en ons nu komen uitleggen dat het kleine beetje geloof dat ze nog hebben, de oorspronkelijke bedoeling van de Bijbel is. Ik heb aan veel dingen blijkbaar een hartgrondige hekel: aan socialisten, maar zeker ook aan moderne theologen. De combinatie is helemaal erg.”
Wat betekent de Bijbel voor u?
“De vraag is: is de Bijbel een boek van ons over God, of van God over ons? Ik sta iedere ochtend om zes uur op, zodat ik twee uur per dag rustig kan lezen. Ik lees nu aan de hand van het prachtige boek van Leon Kass opnieuw in Genesis. Ondanks dat ik vanaf mijn eerste jaar uit dat boek ben voorgelezen, gaat er een wereld van wijsheid voor mij open. Zoiets verheffends. Ik kan niet geloven dat het een puur menselijk geschrift is. De Bijbel is openbaring en in die zin bevat hij een oordeel over ons, het is een boek van God over ons.”
Hoe vermijdt u de valkuil van het fundamentalisme?
“Ik weet heus wel dat het intelligente rabbi’s waren die ten tijde van de Babylonische ballingschap verschillende tradities bij elkaar voegden en daaruit de Thora samenstelden. Maar toch zie ik daar de hand van God in. Fundamentalistisch is als je zegt:’Hier heb ik een pakket aan waarheden en die ga ik rücksichtslos toepassen en desnoods met dwang en geweld aan anderen opleggen.’ Dat wijs ik af. Als je anderen bij jouw geloof wilt betrekken, dan dien je een geestelijke strijd te voeren; je probeert anderen te overtuigen. Ik ben niet zo dogmatisch dat ik geen vragen meer heb, of geen debat of discussie meer zou behoeven. Maar je slaat door naar de andere kant als je geloof tot een individuele zaak maakt. De persoonlijk toe-eigening van het geloof, kan niemand van je overnemen. Maar de inhoud van het geloof, die maak je niet zelf, die gaat aan jou vooraf. Je bent ondergeschikt aan de traditie. Kardinaal Simonis heeft groot gelijk als hij zegt niet te spreken op eigen gezag. Hij spreekt met een afgeleide autoriteit: ‘dat wat altijd en overal door iedereen geloofd is.’ Het credo is de essentie en eigenlijk heel ruim. ‘Onbesneden christendom’, noemde C.S. Lewis dat. Niet sektarisch, nog van voor de veelheid aan richtingen. Ik heb een tijd in Oxford gestudeerd en daar anglicaanse diensten bijgewoond. Toen besefte ik: niet ‘ik’ geloof, maar de kerk gelooft en ik geloof daarin mee. Dat was een bevrijdende ervaring.”
Dr. Bart Jan Spruyt (Ridderkerk, 1964) is hervormd, historicus en directeur/medeoprichter van de Edmund Burke Stichting. Hij promoveerde aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit Leiden op een onderzoek naar hervormingsbewegingen binnen de katholieke kerk in de late Middeleeuwen en de vroegmoderne periode. De Edmund Burke Stichting is een discussieplatform voor conservatieve gedachtevorming en realiseert haar doelstelling door publicaties, educatieprogramma’s en seminars over actuele thema’s. Informatie: www.burkestichting.nl
Uit: Volzin, 15 augustus 2003