Adel van de geest

Rob Riemen over het verraad van de elite

“En maar kwetteren dat niets tijdloos is of universeel”

Rob Riemen verwijlt graag bij de groten uit de cultuurgeschiedenis. Toch heeft hij ook forse kritiek op de culturele elite. Zij heeft gefaald in het hooghouden van de universele morele waarden. Tegen het steeds weer opduikende barbarendom is slechts één kruid gewassen: de cultivering van de ziel, de adel van geest. Over dat vergeten ideaal schreef Riemen een meeslepend boek.

Ultimi barbarorum (ultieme barbaren!) zo kenschetst Spinoza zijn stadsgenoten die in 1672 in Den Haag de gebroeders De Witt, leiders van de Republiek der Nederlanden, vermoorden. De anders zo onverstoorbare filosoof is ontzet. De lichamen van de gelynchte politici zijn letterlijk aan stukken gereten. Rob Riemen verhaalt deze gebeurtenis in zijn onlangs verschenen boek Adel van de geest. De ontzetting van Spinoza weerspiegelt iets van de verontwaardiging waarvan Riemens boek doortrokken is. Verontwaardiging over het feit dat wat hoogstaand is, zo gemakkelijk onder de voet gelopen wordt, vernietigd en kapotgemaakt wordt, door wat laag is, onbehouwen en onbeschaafd. Voor Riemen is de moord op de gebroeders De Witt niet zomaar een geschiedenis. Het barbarendom is van alle tijden en daarom is het tegendeel zo dringend geboden: de zoektocht naar het ware, het goede en het schone; de cultivering van de ziel, de adel van de geest. De theoloog Rob Riemen is oprichter en directeur van het Tilburgse Nexusinstituut dat een tegenkracht wil bieden tegen “de troosteloosheid van de intellectuele vervlakking”. Het zijn de groten uit de cultuurgeschiedenis, Plato, Spinoza, Goethe, Thomas Mann, waarmee Riemen wil verkeren en op wie hij zijn hoop vestigt. Maar tegelijkertijd zijn het de intellectuelen die het in zijn boek moeten ontgelden. Zij zijn degenen die beter zouden moeten weten, terwijl zij maar al te vaak verraad plegen aan hun beschavingsopdracht. Beschaving is een echt Rob-Riemenwoord. Beschaving is de tegenkracht, de weg omhoog uit de massieve, overweldigende krachten die steeds weer omlaaghalen, neerdrukken, reduceren, relativeren en nivelleren.

Bijzondere ontmoetingen
Het boek is ondanks de verheven pretenties niet moeilijk geschreven. Het is eigenlijk heel toegankelijk, je zou bijna zeggen populair. Dat is met name ook te danken aan de vorm. Wat de auteur wil vertellen, maakt hij duidelijk aan de hand van goed gekozen, boeiende ontmoetingen, gesprekken en verhalen uit de wereldliteratuur en cultuurgeschiedenis. En Riemen zou Riemen niet zijn als hij in deze wereld van bijzondere ontmoetingen niet ook zelf zou figureren. Tegelijk maakt juist die onverhulde ijdelheid zijn boek persoonlijk en op een bepaalde manier ook oprecht. Het begint bijna romanachtig met een ontmoeting in New York vlak na de aanslagen van 11 september 2001. Riemen is bevriend met de dochter van zijn grote literaire idool Thomas Mann. De inmiddels 85-jarige Elisabeth Mann Borgese brengt hem in contact met een excentrieke musicus. Ze ontmoeten elkaar in een restaurant met uitzicht op het Vrijheidsbeeld, de ‘Mighty woman’, ‘Mother of Exiles’, zoals op het voetstuk gegraveerd staat. Voor de musicus staat het beeld symbool voor Amerika op zijn best, voor vrijheid, tolerantie, ruimhartigheid. “Doe iets positiefs”, suggereert hij: “Organiseer een conferentie over vrijheid. Want wat die klootzakken, die necrofiele lafbekken willen vernietigen is de Mighty Woman!”

Weinig compassie
De gebeurtenissen van 11 september 2001 vormen de spil waaromheen Riemens betoog draait, al is zijn uiteindelijke boodschap fundamenteler. De verontwaardiging over de aanslagen culmineert in een aanklacht tegen de moderne, westerse culturele elite die niet in staat bleek tot een waarachtig weerwoord aan het adres van de ultimi Barbarorum van onze tijd. Vooral linkse intellectuelen moeten het ontgelden, zoals de Italiaanse Nobelprijswinnaar voor literatuur Dario Fo, die vlak na de aanslagen weinig compassie met de slachtoffers toonde en vooral het kapitalistische Amerika kapittelde vanwege zijn uitbuitersrol in de wereld. “Wat maken dan twintigduizend doden in New York uit?” Of de wereldberoemde Amerikaanse schrijver Norman Mailer, die de aanslag het logische gevolg vond van Amerika’s eigen falen: “De toren van Babel moest vernietigd worden”. Rob Riemen is allesbehalve een verdediger van een platte Amerikaanse graaicultuur waarin alles draait om commercie en geld, maar meer nog dan dat staat hij perplex over zoveel gebrek aan empathie. “Duizenden menselijke levens worden gereduceerd tot een abstractie. Niet zíj zijn aangevallen, maar het kapitalisme, het globalisme, het amerikanisme.” Herhaaldelijk verspringt het tijdsperspectief in Riemens betoog. Zelden is er iets nieuws onder de zon, zo lijkt hij te suggereren. Wie een diagnose van de huidige tijd wil, kan heel goed te rade gaan bij Plato of Thomas Mann. Het is München 1919. Een vooraanstaand gezelschap, een cultuurkritische avant-garde, komt bijeen voor een Herrenabend. Onder hen de beroemde dichter Daniël Zur Höhe, die een gedicht voordraagt met als slotfrase: “Soldaten! Ik lever ter plundering aan jullie over… de wereld!” ‘Prachtig, schoon, heel schoon’, vinden de heren. De democratie kan dit gezelschap geen moment serieus nemen. En het individu? Ach, het individu… Het tijdperk van de massa is aanstaande, de massa die alleen met despotisch geweld in bedwang te houden is. En geweld, zo hadden zij uit het in die dagen populaire boek Réflections sur la violence van Sorel geleerd, zou de zegevierende tegenspeler worden van de waarheid en van aan het individu gebonden waarden als vrijheid, recht en redelijkheid.

Salonfascisten
Wat is de overeenkomst tussen deze salonfascisten uit het interbellum en de hedendaagse postmoderne culturele elite die misdaden tegen de menselijkheid goedpraat? Riemens antwoord luidt: nihilisme, gebrek aan het vermogen om eeuwige, universele, humanistische waarden hoog te houden. De sleutelpassage van Riemens boek is wat je zou kunnen noemen de ‘schuldbekentenis’ van Albert Camus. Weer is de situatie een ontmoeting. Parijs 1946: De schrijver en politicus André Malraux ontvangt in zijn villa in Bois de Boulogne de schrijvers Sartre, Koestler en Camus. Wat staat hen, intellectuelen die hun verantwoordelijkheid serieus willen nemen, te doen in deze prille naoorlogse tijd? Camus neemt het woord: “Geloven jullie niet dat wij allemaal verantwoordelijk zijn voor het ontbreken van waarden? En dat, als wij die afkomstig zijn uit het nietzscheanisme, het nihilisme of het historische materialisme, openlijk zouden verklaren dat we ons hebben vergist, dat er morele waarden bestaan en dat wij voortaan het nodige zullen doen om die te funderen en toe te lichten, geloven jullie niet dat dat het begin van enige hoop zou zijn?” De wakers over het culturele erfgoed hebben gefaald, oordeelt Riemen: ze klagen over kapitalisme, commercie en oppervlakkigheid, terwijl ze tegelijkertijd deze levensstijlen ondersteunen door maar te blijven kwetteren dat niets tijdloos is of universeel, omdat alles relatief is. “Vraag niet: wat is de juiste wijze van leven? Maar doe gewoon wat leuk en lekker is. U mag het allemaal zelf weten. U weet niets? Geeft niet. Alles is gelijk, alles is hetzelfde. Anything goes, you see.”

Absolute maatstaf
In 1976 schreef Dorothee Sölle in haar boek De heenreis: “Wij weigeren om een absolute maatstaf voor ons leven te erkennen. Het woord ‘absoluut’ alleen al is verdacht en veroorzaakt krampachtige pogingen tot relativering: alles kan ook nog van een andere kant bekeken worden. Ook napalm op de huid van kinderen?” Riemens aanklacht sluit hier naadloos op aan. Het resultaat is een prachtig, begeesterend boek van grote namen, grote woorden en grote idealen, dat een gevoel van noodzakelijkheid oproept: ja, dit moet keer op keer gezegd en herhaald worden. Maar dan rest toch nog een vraag: waren het paradoxaal genoeg niet juist de aanslagplegers van 11 september die geen gebrek hadden aan hoge idealen en absolute waarheden? Heilige overtuigingen zijn niet genoeg voor een humane wereld. Het absolute bestaat, maar wee de humaniteit als ideologische gelijkhebbers zich daarvan meester maken.

Rob Riemen,
Adel van de geest, een vergeten ideaal, Atlas, 2009, 187 blz., € 19,90.

Uit: Volzin, 18 december 2009

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>